|
Op deze webpagina wordt een aantal veel voorkomende situaties en activiteiten beschreven, waarbij sprake is van strijdige belangen tussen mens en dier, in dit geval mens en das. Per activiteit worden de ecologische en de juridische componenten vanuit het gezichtspunt van de Wet natuurbescherming behandeld, gevolgd door een aanbeveling.
Ecologische overwegingenIn de nieuwe Wet natuurbescherming is het verstoren van een dassenburcht niet meer expliciet strafbaar gesteld. Beschadigen en vernielen is wel strafbaar. Voor dassen geldt echter, dat het verstoren van een dassenburcht net zo nadelig kan zijn voor de ecologische functionaliteit als veilige verblijfplaats als beschadigen of vernielen. Naarmate de verstoring (of beschadiging) ernstiger is of langer aanhoudt, kan de reproductie in gevaar komen of kan (een deel van) de dassenfamilie vertrekken, omdat de burcht dan geen veilige voortplantings- of rustplaats meer is. Daarvoor is het fysiek beschadigen van een burcht niet noodzakelijk. Ook ingrepen in de leefomgeving en het foerageergebied benadelen de functionaliteit van een dassenburcht. Dassenburchten (vele al eeuwenlang in gebruik) en hun functionele leefomgeving dienen zoveel mogelijk beschermd te worden tegen verdere aantasting. Dat is nodig voor een stabiele populatie.
 | | Als dassen verjaagd worden door verstoringen, zullen ze een nieuw onderkomen moeten zoeken in mindere- of ongeschikte leefgebieden. Bij zo’n gedwongen verhuizing duiken de verdreven dassen op de vreemdste plaatsen op (worden verdreven uit territoria van andere dassen, kunnen uiteindelijk terecht komen in de bewoonde omgeving en worden dan vaak opgemerkt door het publiek, waarna ze als ‘hulpbehoevend’ in een opvang terecht komen en elders weer uitgezet moeten worden), sneuvelen als verkeersslachtoffer, of bezwijken door voedselgebrek en/of stress.
|  | | Omwonenden van bestaande dassenburchten zijn gewend aan dassen en de eventuele overlast daarvan en hebben zich daar in veel gevallen al aan aangepast. Omdat het beleven van schade deels subjectief is, zal die schade op locaties waar dassen al langer voorkomen minder feitelijke overlast veroorzaken dan op plekken waar men geen dassen meer gewend is.
|
Het verstoren van dassenburchten tijdens de voortplantingsperiode moet zoveel mogelijk voorkomen worden:
 | | Deze voor de das kwetsbare periode duurt van 1 december t/m 30 juni.
|  | | Juist een verstoring gedurende een kwetsbare periode kan een extra negatief effect hebben en aan incidentele verstoring een extra mee te wegen element toevoegen.
|
Incidentele verstoringen door agrarische bedrijfsvoeringAfgezien van het bewust vernielen van dassenburchten nabij akkers en weilanden, hetgeen gewoon strafbaar is, kunnen tijdens de reguliere bedrijfsvoering dassenburchten zonder opzet beschadigd raken. Vooral tijdens het machinaal oogsten van maïs kan een tijdelijk door de das gegraven bijburcht in een akker vernield worden. Juridisch gezien is hier sprake van 'voorwaardelijke opzet', en dus een overtreding van art. 3.10, lid 1 van de Wet natuurbescherming, namelijk het aanvaarden van het risico dat door die manier van oogsten dassenburchten beschadigd kunnen raken zonder de intentie opzettelijk burchten te beschadigen. Het is echter ondoenlijk elke maisakker te doorzoeken op mogelijke bewoning door dassen. Bovendien is in de praktijk gebleken, dat deze bij het oogsten vernielde bijburchten in een akker een volgend seizoen vaak weer opnieuw door de das uitgegraven worden en dat de das er meestal geen nadelige gevolgen van ondervindt. Das&Boom adviseert dan ook deze vorm van verstoren tijdens het machinaal oogsten van maïs te gedogen.
Jacht met aardhondjesIn het Besluit natuurbescherming 2016, art 3.3., wordt het gebruik van aardhondjes op vossenburchten (voor het vangen of doden van vossen) in de periode van 31 augustus tot 1 maart toegestaan. Omdat dassen en vossen regelmatig afwisselend dezelfde burcht bewonen, vormt deze vorm van jacht (bouwjacht) een reële bedreiging voor dassenburchten, deels in de voor dassen kwetsbare periode van 1 december tot 1 juli). Naast het verstoren van dassen in een dassenburcht door aardhondjes komt het regelmatig voor dat in de burcht achtergebleven aardhondjes (waarin jaren van training is geïnvesteerd) worden uitgegraven, waarbij dus mogelijk een dassenburcht wordt vernield. Omdat het gebruik van aardhondjes op dassenburchten strafbaar is (overtreding art 3.10. lid 1b) adviseert Das&Boom de provincie toe te zien op een strikte naleving van bovengenoemd artikel 3.3 van het Besluit natuurbescherming 2016 en deze vorm van bouwjacht alleen toe te staan als zeker is dat er geen dassen aanwezig zijn op de bejaagde burcht.
HoogzittenHet aanbrengen van hoogzitten op of nabij een dassenburcht zal indirect tot gevolg hebben dat de functionaliteit van de voortplantingsplaats of rustplaats verminderd wordt. Deze mening werd ook gedeeld door de KNJV. In het in 1994 getekende dassenconvenant tussen de KNJV en Das&Boom staat beschreven: 'iedere vorm van jacht op dassenburchten is verstorend. Dat geldt ook voor het bouwen van constructies ten behoeve van de jacht op of in de omgeving van dassenburchten'. Door het schieten van vossen op een burcht waar zich ook dassen ophouden kunnen dassen zo gestrest raken dat alle dassen (of een deel van hen) de burcht zullen verlaten. Ook kan het reproductieproces verstoord worden. Aangezien de vossenjacht met behulp van een hoogzit zich voornamelijk in de avonduren afspeelt dient de afstand van een hoogzit tot de burcht minimaal 200 meter te bedragen.
|
Onderscheid burchtverstoringen overdag en 's nachtsIn het Kennisdocument Das wordt gesproken over verstorende activiteiten, die effect kunnen effect hebben op de functionaliteit van de burcht. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verstoring overdag, als de dassen niet actief zijn, en verstoring 's nachts, wanneer de dassen wel actief zijn. Het onderscheid tussen de dag- en nachtperiode voor dassen wordt gedefinieerd als "tussen zonsondergang (of later dan 19.00 uur als de zon later onder gaat) en zonsopgang". Omdat de actieve periode van de das echter ook afhankelijk is van het seizoen en de mate van verstoring in het leefgebied is het beter om het onderscheid eenduidig te definiëren, namelijk overdag tot 18.00 uur en s 'nachts tot 7.00 uur. Daarmee wordt de kans op verstoring van dassen tot het minimum beperkt.
 | | Tussen 07.00 uur en 18.00 uur moeten dus verstorende activiteiten binnen een straal van 50 meter van de meest nabijgelegen toegang tot de dassenburcht worden voorkomen.
|  | | Tussen 18.00 uur en 07.00 uur moeten verstorende activiteiten binnen een straal van 200 meter van de meest nabijgelegen toegang tot de dassenburcht worden voorkomen.
|
Juridische overwegingenUit jurisprudentie (zie hiernaast), die tot stand gekomen is onder de voormalige Flora- en faunawet, blijkt dat onder (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen ook wordt verstaan alle essentiële onderdelen om de voortplantings- of rustplaats (dassenholen) te laten functioneren. Dat wil zeggen, alle foerageergebieden en andere onderdelen van een leefgebied die noodzakelijk zijn voor het gebruik van een rustplaats en/of het grootbrengen van jongen, worden beschouwd als het functioneel leefgebied dat als zodanig beschermd is volgens de verbodsbepalingen. Wanneer essentiële delen van het leefgebied worden aangetast leidt dit tot beschadiging of vernieling van de vaste voortplantingskansen of rustplaatsen, ook al is er geen sprake van een fysieke beschadiging van de burcht. Wordt een essentieel onderdeel beschadigd of vernield of op zo'n manier onbruikbaar gemaakt dat één of meerdere individuen van een soort niet meer gebruik kan maken van de voortplantings- of rustplaats en deze zal verlaten, dan wordt dit volgens de voormalige werkwijze van RVO gezien als een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet.
Ook in het 'Guidance document 92/43/EEC, waarin de Europese Commissie uiteenzet hoe bepalingen uit de Habitatrichtlijnen geïnterpreteerd moeten worden, wordt uitleg gegeven aan de begrippen voortplantingsplaats en rustplaats. Het Guidance document maakt duidelijk dat het beschadigen niet tot onmiddellijk gevolg hoeft te hebben dat een bepaalde functie van de voortplantings- of rustplaats voor één of meerdere individuen verloren gaat: 'degradation may occur slowly and gradually reduce the functionality of the site of place. Deterioration may therefore not immediately lead to a loss of functionality of a site/place, but would adversely affect functionality in terms of quality and quantity and might over a certain period of time lead to its complete loss.'
In de brochure 'Soortbescherming bij ruimtelijke ingrepen ', die het Ministerie van EZ eind 2016 heeft uitgegeven naar aanleiding van de Wet natuurbescherming staat te lezen, dat 'de bescherming van voortplantings- en rustplaatsen tegen beschadiging en vernieling moet worden opgevat als een waarborg dat de ecologische functionaliteit van deze plaatsen gegarandeerd wordt' (Ministerie van Economische Zaken, Soortenbescherming bij ruimtelijke ingrepen, pag. 10). Met andere woorden: de ecologische functionaliteit van in gebruik zijnde holen, voortplantings- en rustplaatsen dient gewaarborgd te zijn doordat alle essentiële onderdelen van het leefgebied aanwezig zijn om de rust- of voorplantingsplaats duurzaam te kunnen gebruiken en/of de jongen met succes groot te kunnen brengen.
Het in art.3.10, lid 1, van de Wet natuurbescherming genoemde verbod op het opzettelijk vernielen en beschadigen van vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen, geldt niet voor het opzettelijk verstoren. Gezien een ernstige en/of langdurige verstoring de functionaliteit van een dassenburcht evenveel benadeelt als een fysieke beschadiging, dient dit echter wel zoveel mogelijk voorkomen te worden. De artikelen 1.11 Wnb en 2.1 Wet dieren bieden daarvoor een wettelijke grondslag.
Om het voortplantingssucces van dassen en daarmee de lokale gunstige staat van instandhouding niet nadelig te beïnvloeden, zou de provincie de meest kwetsbare periode (volgens paragraaf 3.1 van het Kennisdocument das) en de daaraan gekoppelde beperkingen ter voorkoming van het verstoren van dassenburchten van kracht moeten laten blijven op basis van art. 1.11 (zorgplicht). Deze aanbeveling staat ook in het Kennisdocument das 2017.
Niet alleen het opzettelijk beschadigen en vernielen van dassenburchten is strafbaar. Ook wanneer er sprake is van voorwaardelijk opzet zijn dergelijke handelingen strafbaar.
Aanbevelingen incidentele verstorende activiteiten | | Provincies moeten dassenburchten en de bijbehorende foerageergebieden en essentiële (dekking en/of geleiding biedende) landschapselementen beschermen, om te voorkomen dat de ecologische functionaliteit van de burcht in het geding komt en daarmee de lokale gunstige staat van instandhouding.
|  | | Om de kans op benadelen van de ecologische functionaliteit van dassenburchten uit te sluiten moeten incidentele verstorende activiteiten (o.a. jacht (bijvoorbeeld een hoogzit op of nabij een dassenburcht), recreatieve activiteiten) binnen 50 meter (tussen 7.00 u en 18.00 u) of 200 meter (tussen 18.00 u en 7.00 u) van de dichtstbijzijnde dassenpijp van dassenburchten moeten zo veel mogelijk voorkomen worden.
|  | | Noodzakelijke werkzaamheden op of nabij een dassenburcht binnen een straal van 20 meter van de elke dassenpijp kunnen alleen buiten de kwetsbare periode, dus van tot 1 juli tot en met 30 november plaats vinden , waarbij geen gebruik gemaakt mag worden van zwaar materieel.
|  | | Schade aan bijburchten in (maïs)akkers, die ontstaat tijdens het machinaal oogsten, kan redelijkerwijze niet voorkomen worden en zou daarom gedoogd moeten worden.
|  | | Om te voorkomen dat dassenburchten verstoord of vernield worden door bouwjacht (met aardhondjes) adviseert Das&Boom de provincie toe te zien op strikte naleving van art.3.3 van het Besluit natuurbescherming 2016.
|
|
|
| |
|